Illustraties: Een natuurrijk erf

De natuur zit vol inspiratie en de natuur is dichtbij. Met dit persoonlijke project ontdek ik mijn eigen stukje Drentse natuur… de tuin. De grenzen van het erf zijn het kader van deze studie.

De schoonheid van de natuur zit in de kleine dingen. De zaden van de moerasspirea die in een omhelzing om elkaar heen draaien, de dunne nerven van een langzaam verterend eikenblad die zijn ondergang maar niet lijkt te accepteren, een nachtvlindertje met de naam rozenblaadje die zijn zachte abrikoos-gradiënt verstopt in de duisternis van de nacht… de vormen en kleuren in de natuur zijn grenzeloos. De één opvallend, een ander goed verstopt.
Op een vierkante meter is vaak al een handvol verwondering te vinden.

De tuin, groot of klein, is dan ook een speelparadijs. Het is schatzoeken naar verstopte kriebel-beestjes, nieuwe planten die spontaan in de tuin opduiken en de perfect gevormde paddenstoel.

De tuin mag een beetje zijn eigen weg vinden. Veruit de meeste planten en dieren zijn op eigen kracht in de tuin beland. Toch krijgt de tuin wel hulp om zo veel mogelijk planten en dieren te kunnen herbergen. Samen (mijn partner en ik) voegen wij met regelmaat een nieuwe plantensoort toe. Bij voorkeur inheems én autochtoon. Dat is namelijk de sleutel tot een gezonde en biodiverse tuin. En biodivers, dat betekent dat er veel te kijken valt.

Een gezonde bodem vol leven zorgt voor goed groeiende planten. Planten voeden op hun beurt weer de bodem met hun wortels en afgestorven groen. Op het groen, en bruin, komen insecten af. Veel insecten zijn gebonden aan een wilde plant en hebben deze nodig om zich voort te planten. Voor het oranjetipje is er de pinksterbloem, voor de bijvoetboorvlieg bijvoet, de helmkruidvlinder is afhankelijk van knopig helmkruid en de grote wolbij heeft ‘harige’ planten nodig om met de haartjes een nest te bouwen. De eik en de grote brandnetel, die spannen de kroon als waardplant. En al die verschillende insecten? Die zijn op hun beurt weer voedsel voor de vogels en zoogdieren die eveneens hun weg naar de tuin weten te vinden.

De tuin is een chaotisch balans. Het ene jaar doet een tuinsoort het fantastisch, het volgende jaar is er geen spoor van te bekennen. Veel slakken in het ene jaar? Veel padden en kikkers in het daaropvolgende. Bomen en struiken die beurtjaren laten zien in hun bloemen en vruchten en al wat daarop reageert. Elk jaar, elk seizoen, elk uur van de dag (en nacht) is anders. Er gebeurt altijd wat en er is altijd iets wat de moeite waard is om waar te nemen.

En daarom zit ik daar, achter de grote glazen deuren. Voor mij een potlood en penseel, naast mij het letterlijke en figuurlijke venster naar mijn muze. Achter het glas, op nauwelijks een meter afstand, worden jonge koolmezen door hun ouders gevoerd rond het voederhok. Twee pimpelmezen drinken uit de waterbak. Een winterkoning klautert behendig langs de muur op zoek naar lunch en een rosse woelmuis hoopt een graantje mee te kunnen pikken. Het plots verdwijnen van de vogels verraad de aanwezigheid van een sperwer. En zodra de avond valt hoop ik weer een vos te zien en uilen te horen. Ik verwonder mij, laat mij inspireren en zet het op papier.